Interview

Wouter Bijlsma en Edward van der Kruijk

Wouter Bijlsma en Edward van der Kruijk

Rob Jastrzebski
Tekst:
Rob Jastrzebski
Verwachte leestijd: 6 min

Gemeente Rotterdam en Slachtofferhulp: ‘We kunnen behoorlijk wat aan'

Crisisbeheersing kent veel aspecten, waaronder de steun en nazorg aan slachtoffers na de acute fase. In dit traject spelen de gemeente, de GGD en Slachtofferhulp Nederland een belangrijke rol. Hoe gaat dit in zijn werk? Een interview met Edward van der Kruijk van Slachtofferhulp Nederland en Wouter Bijlsma van de GGD Rotterdam-Rijnmond en de gemeente Rotterdam.

Het noodlot kan verschillende gezichten hebben, zoals (verkeers)ongelukken, brand, evacuatie bij een overstroming, zedenmisdrijven, een inbraak of schiet- of steekpartij. Soms kunnen (gewelds)situaties grootschalig zijn met een crisisachtig karakter, zoals de explosie in Den Haag deze maand, de schietpartij in het Erasmus MC in Rotterdam in 2023 en de ‘tramaanslag’ in Utrecht in 2019. Dit zijn gebeurtenissen waarbij tientallen of zelfs honderden mensen direct of indirect als ‘slachtoffer’ kunnen worden aangemerkt.

De tramaanslag in Utrecht in 2019 is een voorbeeld van een acuut incident met grote impact op de slachtoffers

Al die getroffenen hebben met elkaar gemeen dat ze geschokt zijn en in meer of mindere mate de grip op hun leven kwijt zijn. Dan is steun van deskundige hulpverleners, afgestemd op de persoonlijke behoefte van de slachtoffers, zeer welkom. Mentale steun om rust te brengen en een luisterend oor te bieden aan de getroffenen, maar ook hulp bij het in gang zetten van concrete acties, zoals aangifte, de aanvraag van schadevergoeding of een juridische procedure. Slachtofferhulp helpt hen daarbij.

Wettelijke taak
“Hulp en steun aan slachtoffers van strafbare feiten en calamiteiten is een wettelijke taak”, vertelt Edward van der Kruijk, lid van de Raad van bestuur van Slachtofferhulp Nederland. “Onze organisatie voert die taak uit met een landelijk netwerk van 750 vrijwilligers en circa 500 ondersteunende beroepskrachten vanuit 25 locaties. Dat doen we al veertig jaar, een mijlpaal voor onze organisatie.

Edward van der Kruijk vertelt dat de 750 vrijwilligers de grote kracht van de organisatie zijn. Foto: Rob Jastrzebski

De vrijwilligers zijn onze grote kracht. Dit zijn mensen met veel levenservaring die zijn geworteld in alle geledingen van de samenleving. Daardoor staan ze dicht bij de belevingswereld van de getroffenen van incidenten. Ons werk ligt niet in de acute fase van een incident. Dan zijn de operationele hulpdiensten druk met de incidentbestrijding en ligt de prioriteit op het redden van personen, medische hulpverlening en stabilisatie van het incident. Bij de eerste opvang van getroffenen buiten het incidentterrein kan Slachtofferhulp wel een rol spelen.”

Gemeentelijk proces
Voor die eerste opvang bij incidenten ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente. Het deelproces ‘Opvang en verzorging’ is onderdeel van het gemeentelijke proces ‘Bevolkingszorg’. Ook de GGD heeft een rol in dat proces, met name voor het component ‘psychosociale hulpverlening’. Opvang en verzorging kan bij zeer uiteenlopende incidenten worden opgestart en varieert van kleinschalig (enkele huishoudens) bij bijvoorbeeld brand in een portiekflat, tot tientallen of zelfs honderden personen. Dan gaat het bijvoorbeeld om een grotere ontruiming bij een brand in een appartementencomplex, de vondst van mogelijke explosieven of de opvang van betrokkenen bij grote geweldsincidenten.

De opvang van slachtoffers die niet gewond zijn is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Foto: George Bakker

Hoe gaat dit opvangproces in een grote stad in de praktijk? Ter illustratie interviewen we Wouter Bijlsma, coördinator crisisbeheersing van GGD Rotterdam-Rijnmond en tevens procesleider noodopvang en verzorging van de gemeente Rotterdam. Dit zijn rollen waarin hij zich niet hoeft te vervelen, want: “In Rotterdam gebeurt er nog wel eens wat. Gemiddeld één keer per maand moet het gemeentelijke proces noodopvang en verzorging worden opgestart. In veel gevallen gaat het om (woning)branden in de stedelijke omgeving, waarbij acute ontruiming van woningen in de directe omgeving nodig is en waarbij ook opvang voor de direct getroffen bewoners moet worden geregeld.”

Soms gaat het om grotere incidenten, zoals de verwoestende explosie van een drugslab in een garagebox aan de Schammenkamp, waarbij drie dodelijke slachtoffers waren te betreuren. Een andere ‘grote’ opvangoperatie vond plaats rond de schietpartijen en brandstichtingen door Fouad L. in september 2023; eerst in een woning in Delfshaven en vervolgens in het Erasmus Medisch Centrum. Vooral in het Erasmus MC was de impact van het geweld groot; op medisch personeel, studenten, patiënten en bezoekers. Meerdere mensen waren ooggetuige van het geweld en moesten vluchten voor hun leven. Het Erasmus MC en omgeving werden grotendeels ontruimd; een flinke klus voor het team Opvang en Verzorging en het team Psychosociale hulpverlening.

Luisterend oor
Wouter: “Als gemeente hebben we de taak om goed voor onze burgers te zorgen, ook in noodsituaties. Mensen hebben er niet om gevraagd slachtoffer te worden van welk type incident dan ook en de confrontatie met geweld, brand of ander onheil dat direct ingrijpt in je leven, geeft ontreddering en verwarring. Belangrijk is dan dat we de getroffenen die geen directe medische hulp nodig hebben zo snel mogelijk uit de omgeving van het incident halen om ze op adem te laten komen. We voorzien hen van de hulp en steun die ze nodig hebben: een beschermde plek, eten en drinken, maar ook een arm om de schouder als troost en een luisterend oor voor hun verhaal.”

'Het is belangrijk dat de getroffenen op adem kunnen komen'

Als grote gemeente heeft Rotterdam voldoende getrainde mensen in piketdienst om deze taken ook in opgeschaalde situaties te kunnen behappen en hetzelfde geldt voor de GGD. Wouter: “We kunnen in deze stad behoorlijk wat aan. Ook qua opvanglocaties; we kunnen beschikken over een groot aantal gemeentelijke gebouwen, zoals sportzalen, die we 24/7 kunnen openen als noodopvanglocatie. In mijn rol als procesleider noodopvang en verzorging ben ik in zekere zin ‘hotelmanager’. Noodopvang begint met gastvrijheid en goede verzorging.”

Korte lijnen
Slachtofferhulp is in die eerste opvangfase een belangrijke partner voor de gemeente, schetst Wouter. “Het is een van de eerste organisaties op ons bellijstje als het proces Psychosociale Hulpverlening wordt opgestart en vaak ondersteunen zij ons ook in het noodopvangcentrum. We werken goed samen met de lokale afdeling van Slachtofferhulp. De functionarissen kennen elkaar en hebben elkaars telefoonnummers, zodat we snel kunnen schakelen. Die korte lijnen zijn belangrijk om snel de juiste hulp en steun aan slachtoffers te kunnen organiseren. Daarnaast participeert Slachtofferhulp ook in onze organisatie voor psychosociale hulpverlening, kortweg PSH. Die kent twee varianten: de opgeschaalde PSH bij ongevallen en rampen en de PSH bij ingrijpende gebeurtenissen. Tot die laatste categorie behoren incidenten zoals een zedenzaak op een school of een geweldssituatie in de huiselijke sfeer.”

Wouter benadrukt dat het proces noodopvang zich beperkt tot kortdurende opvang en verzorging. Gedurende die fase worden er afspraken gemaakt met andere partners zoals Slachtofferhulp en PSH-partners, voor situaties met een vervolgtraject met langer durende nazorg en psychosociale hulp. “Zo’n langdurig nazorgtraject is ook opgestart na het schietincident in het Erasmus MC. Slachtofferhulp heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Als gemeente kunnen we vertrouwen op die organisatie. De hulpverleners zijn deskundig en goed getraind. Het voordeel van Slachtofferhulp is dat ze niet alleen op psychosociaal vlak, maar ook qua juridische kennis en praktische hulp veel kennis in huis hebben waarmee zij de slachtoffers kunnen ontzorgen.”

Kennis en kunde
Dat ontzorgen in de ruimste zin van het woord is het 750 mensen tellende vrijwilligersbestand van Slachtofferhulp op het lijf geschreven. De vrijwilligers hebben veelal geen actieve baan in loondienst meer. “Onze vrijwilligers hebben veel tijd beschikbaar om de slachtoffers de aandacht te schenken die zij nodig hebben”, legt Edward uit. “We leiden onze mensen intern goed op voor hun taken, want we vragen veel van ze. We hebben een acute opvangorganisatie met een piketdienst. De vrijwilligers zijn dag en nacht bereikbaar om slachtoffers van incidenten ‘eerste hulp’ te kunnen verlenen, telefonisch of op locatie. Bij de selectie letten we vooral op persoonlijkheidskenmerken. Onze hulpverleners moeten een groot sociaal hulpvaardigheidsgevoel hebben, maar moeten zelf ook veerkrachtig en stressbestendig zijn. Want zij krijgen in hun werk heel veel persoonlijk leed van slachtoffers over zich heen. Dan moet je als hulpverlener sterk in je schoenen staan. Goede nazorg en debriefing van onze vrijwilligers is dan ook belangrijk.”

Stepped care model
De belangrijkste taak van de vrijwilligers van Slachtofferhulp bestaat in die eerste fase van de hulpverlening uit stressreductie en herstel. Edward: “Mensen die door een incident, ramp of andere ingrijpende gebeurtenis zijn getroffen, zijn vaak hun veiligheidsgevoel en de regie over hun leven kwijt. Met een goede eerste opvang kun je vaak al veel doen om mensen op weg te helpen van die gebeurtenis te herstellen. Ons doel is om mensen zo snel mogelijk in staat te stellen zelf de regie op hun leven weer op te pakken. Wij helpen ze daarbij op weg, zo nodig met een vervolgtraject.

'We helpen zo lang als nodig en zo kort als het kan'

Ons ‘stepped care model’ onderscheidt de vervolghulpverlening in de eerste vier tot zes weken na het incident en de periode daarna. We leggen aan de slachtoffers uit dat het heel normaal is dat ze de eerste weken na een ingrijpende gebeurtenis ontregeld zijn en bijvoorbeeld slecht slapen. We geven tips over hoe ze daarmee om kunnen gaan en weer structuur in hun leven kunnen brengen. Is er na die vier tot zes weken nog steeds sprake van onrust, angst of slecht slapen, dan verwijzen wij het slachtoffer door naar de huisarts. Er kan dan een langer durend zorgtraject met een vorm van stressreducerende therapie nodig zijn. Ons uitgangspunt is: zo lang helpen als nodig is en zo kort als het kan.”

Vervolgfase
In die vervolgfase komen ook zaken aan de orde zoals aangifte doen, het starten van juridische procedures en het aanvragen van een schadevergoeding. Bij incidenten met veel media-aandacht kunnen slachtoffers ondersteuning krijgen van een media-adviseur. Slachtofferhulp staat de slachtoffers daar desgewenst kosteloos bij terzijde. Verder worden, bij strafrechtelijke zaken, slachtoffers of nabestaanden ook begeleid bij rechtszittingen. De organisatie beschikt bovendien over een digitale infrastructuur om slachtoffers in contact te brengen met lotgenoten van bepaalde gebeurtenissen. Daar hebben slachtoffers volgens Edward ook veel steun aan. Via het begeleiden van lotgenotengroepen ondersteunt Slachtofferhulp in dat proces.

Trends
Edward ziet een aantal trends die invloed hebben op het werk van Slachtofferhulp Nederland. Ten eerste de steeds bredere en betere samenwerking met andere partners in de nazorgfase bij crisisbeheersing, zoals gemeenten. “Wij kunnen via verschillende routes worden ingeschakeld. Vaak worden we op de hoogte gebracht door de politie of de GGD, maar in toenemende mate ook door gemeenten. Een andere trend is dat we steeds meer te maken krijgen met hulpvragen als gevolg van cybercrime en digitale oplichting. Dat zijn incidentele gevallen, maar het aantal stijgt snel en maakt jaarlijks veel slachtoffers. Voor die slachtoffers willen we er ook zijn, onder andere met een helpdesk en nazorg.”

Knelpunt
Tot slot wijst Edward op een belangrijk knelpunt in het werk van Slachtofferhulp. Een fenomeen dat ook Wouter van de gemeente Rotterdam signaleert: de privacyregelgeving. Die lijkt in strijd met de beginselen van effectieve nazorg aan slachtoffers. Edward: “De AVG laat niet toe dat hulpverleningsorganisaties en andere overheden, zoals gemeenten, zomaar slachtofferinformatie delen. Daar hebben wij last van in ons werk. Want de eerste stap, zeker bij een grotere crisis of bij een calamiteit, is dat we zo snel mogelijk een goed beeld krijgen van de slachtoffergroep; wie zijn betrokken, als direct betrokkene of toeschouwer? Waar zijn die mensen? En hoe kunnen we ze bereiken? De praktijk is nu dat de politie, GGD en medisch hulpverleners ieder voor zich slachtoffers registreren, maar die gegevens niet met elkaar mogen delen. Daardoor heeft niemand een goed overzicht en kunnen we slachtoffers ‘missen’.

'Een goed registratiesysteem is nog een missing-link'

Niet iedereen is mondig genoeg om zelf naar een hulpverlener te stappen en hulp te vragen. Het zou daarom heel goed zijn als er voor de crisisbeheersingswereld speciale wetgeving komt voor het zorgvuldig uitwisselen van slachtoffergegevens bij crises en calamiteiten mét een goed gemeenschappelijk slachtofferregistratiesysteem, dat alle partners in de keten een goed overzicht biedt. In België bestaat een dergelijk systeem al. Dat is in mijn ogen op dit moment in Nederland nog een belangrijke ‘missing link’.”

10 december 2024