Susan Meijer (links) en Annelies Barret
Susan Meijer (links) en Annelies Barret
Susan Meijer (links) en Annelies Barret
Susan Meijer (links) en Annelies Barret
Bij de explosie op de Tarwekamp in Den Haag werd de Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) ingezet. Via de telefoonlijn 'Ik zoek mijn naaste’ konden ongeruste familie en vrienden informatie krijgen. Hoe werkt SIS? En wat zijn de leerpunten na deze inzet? We vragen het landelijk coördinator Annelies Barrett en teamleider Susan Meijer.
De landelijke werkwijze Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) is bekend onder de naam ‘Ik zoek mijn naaste’. Via deze systematiek kunnen gemeenten, veiligheidsregio’s, geneeskundige zorg en politie ongeruste familieleden en vrienden snel van zorgvuldige informatie voorzien. SIS is na de explosie aan de Tarwekamp voor de zevende keer ingezet. Samen met Annelies Barrett en Susan Meijer blikken we terug.
Wat houdt jullie rol precies in?
Annelies: “Als landelijk coördinator bij het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) zorg ik dat de SIS-organisatie draaiende blijft, ook als er geen crisis is, en dat iedereen er staat als dat nodig is. Ook ben ik een van de zes teamleiders SIS die om beurten piketdienst draaien."
Susan Meijer: “Ik ben werkzaam bij de gemeente Raalte en heb een nevenfunctie voor de veiligheidsregio IJsselland. Daarnaast ben ik teamleider SIS. Tijdens de Tarwekamp-ramp had ik piket en was ik dus de teamleider van dienst. Het was mijn derde jaar als teamleider en mijn eerste SIS-inzet.”
Hoe is SIS ingericht?
Annelies: “Het is best een complexe organisatie, waarbij je bovendien met veel partijen te maken hebt. Als SIS wordt opgestart, gaan verschillende organisaties samenwerken.
Allereerst de teamleiders die verantwoordelijk zijn voor de aansturing van de SIS-organisatie. Ook hebben we afspraken met SOS International, dat op zo’n moment dient als onze frontoffice. Mensen die op zoek zijn naar een dierbare kunnen daar naartoe bellen. Ook hebben we afspraken met de politie.
Het Centrum voor Biometrie matcht de slachtoffers met de naasten. Dat doen ze op basis van de persoonsgegevens van de slachtoffers en de gegevens van de naasten. Zij informeren hen bij een match.
Vervolgens hebben we de ziekenhuisgegevens nodig. Die krijgen we via de liaisons van de GHOR. Zij helpen ons die te krijgen via de veiligheidsregio, waardoor de backoffice gegevens kan gaan matchen. De teamleider SIS heeft contact met de frontoffice en backoffice, waarin de mensen van de GHOR, de politie en de teamleider zitten. Dat moet allemaal lopen. Bij de Tarwekamp-crisis is dat goed gelukt.”
Oefenen jullie ook op rampscenario’s?
Annelies: “We doen 3 grote oefeningen per jaar, en door het jaar heen allerlei kleine, zoals onlangs een workshop voor de veiligheidsregio Kennemerland. Een grote oefening betekent voor ons dat alle partijen meedoen, de front- en backoffice, SOS International, de politie, GHOR en de veiligheidsregio. Daarbij hanteren we elke keer een ander scenario, waarbij er een slachtofferlijst verstuurd moet worden. De focus ligt dan op de afstemming en samenwerking tussen de verschillende partijen, die is heel belangrijk.”
Hoe ging dit in het geval van de explosie op de Tarwekamp?
Susan: "Eens in de zes weken hebben we een week piketdienst. De wissel is op maandag en de explosie op de Tarwekamp was op zaterdag 7 december 2024. Die ochtend om 8.55 uur stond ik met m’n tandenborstel in mijn mond in de badkamer toen de telefoon ging. De televisie stond al aan, dus ik wist wat er gaande was. Dus toen ik op mijn toestel zag dat het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Haaglanden mij belde, wist ik genoeg.
Zij waren gebeld door het hoofd ondersteuning bevolkingszorg (HON-Bz) van de veiligheidsregio. Ik kreeg meteen de eerste informatie: een explosie op de Tarwekamp in Den Haag, in een appartementencomplex met woningen met daaronder winkelpanden. Maar er was ook nog veel onduidelijk. De inschatting was dat het om 15 tot 20 getroffen woningen ging en er tussen de 20 en 30 slachtoffers zouden zijn – de reden om ons in te schakelen. Als aandachtspunt kreeg ik mee dat het een multiculturele woonwijk betrof, dus dat we rekening moesten houden met verschillende talen.
Ik vroeg meer informatie uit: wat is de verwachting? Is er al meer bekend? Zijn er ziekenhuizen betrokken en hoeveel? Met die informatie ging ik aan de slag. Het LOCC stuurde me de telefoonnummers van de betrokken medewerkers van het team bevolkingszorg, die ik toegang vroeg tot het LCMS. Het ging om een GRIP-incident en doordat bevolkingszorg ons aan het LCMS toevoegde, konden we meteen op alle disciplines meelezen. Zo waren we steeds op de hoogte van de laatste stand van zaken. Met SIS voegden we de betrokken partijen samen, de frontoffice moest vervolgens alles werkend krijgen.”
Waar zaten jullie fysiek?
“Het eerste deel van de piketdienst gebeurde in de auto, want we komen op in Zeist. Een van de andere teamleiders werd toen buddy en zette de eerste zaken uit, zodat ik naar Zeist kon rijden. In Zeist kwam ook de GHOR-liaison. We installeerden onze werkplek, en gingen daar verder aan de slag.
Ik organiseerde een eerste Teams-overleg en zo hadden we de eerste afstemming. Dat deden we zo veel mogelijk volgens de BOB-structuur, dus we keken: welke informatie hebben we, wat is het beeld, wat staat ons te doen. Die informatie brachten we bij elkaar en stemden we af met onze contactpersoon van bevolkingszorg. We lazen het beeld in het LCMS en communiceerden de actiepunten met bevolkingszorg.
Om 20.45 uur die avond zijn we afgeschaald en deed ik de overdracht naar de veiligheidsregio. Toen waren er bij ‘Ik zoek mijn naaste’ 62 oproepen binnengekomen. Daarna hadden we de overdracht met bevolkingszorg over de laatste openstaande punten die zij nog moesten oppakken. Tot slot ging de telefoonlijn dicht en vertrokken we weer naar huis.”
Jullie hebben de SIS-organisatie van die dag ook geëvalueerd. Wat bleek daaruit?
Annelies: “We hebben met de teamleiders een evaluatiesessie gehouden, en besproken wat wel en wat niet goed ging. Dat was heel waardevol. En als coördinator was het mijn rol om met de veiligheidsregio Haaglanden en de gemeente Den Haag de SIS-organisatie te evalueren.
Daarbij kwam allereerst naar voren dat er best veel taken op de contactpersoon SIS van de veiligheidsregio en de afdeling crisiscommunicatie afkomen bij een inzet. We moeten hier nog meer mee oefenen samen met de veiligheidsregio.
Bij de gemeente en de veiligheidsregio was het op dat moment ook hectisch – de impact van het incident was heel groot, zeker met de verwachting dat er weleens veel slachtoffers konden zijn. Zij waren blij met onze ondersteuning, maar we hebben in het begin ondanks de stresssituatie ook veel taken van hen op ons genomen, zodat we SIS goed konden opstarten. Hier moeten we de andere partijen goed in trainen."
Susan: “Als veiligheidsregio heb je al niet vaak zulke grote incidenten, zeker niet waarbij je dan ook nog SIS inzet. En dan moeten zij ons in die situatie daar bovenop nog van informatie voorzien, zoals het doorgeven van het publieksinformatienummer waarnaar verwezen kan worden. Anders worden we ook gebeld met andersoortige vragen, zoals: wanneer kan ik terug naar mijn huis. Die mensen willen we wel graag naar de juiste plek kunnen doorverwijzen.”
Annelies: “Ook bleek dat we meer aandacht moeten besteden aan de afschaling. Bij de Tarwekamp waren we voor het eerst in de situatie dat wij al afschaalden, terwijl de veiligheidsregio nog was opgeschaald. Onze taken voor SIS waren namelijk klaar: er werd niet meer gebeld en er werden geen nieuwe slachtoffers gevonden. Bij eerdere incidenten was dat juist altijd andersom. Dat was voor ons ook een leerpunt: we moeten ervoor zorgen dat de taken van SIS goed worden overgedragen aan de gemeente en de veiligheidsregio. Met die verbeterpunten gaan we nu aan de slag.”